Seen from Space: Stoot uitgesteld kijken op zijn grenzen?

FacebookTwitterLinkedIn

Al meer dan tien jaar omvat de meting van het televisiebereik uitgesteld kijken: naast de live kijktijd – het programma zoals het lineair wordt uitgezonden – wordt de uitgestelde kijktijd er vervolgens aan toegevoegd. Dat gaat dan om ofwel de nét uitgestelde kijktijd, de dag van uitzending, ofwel wat er de volgende dagen wordt bekeken. In dit opzicht is er iets veranderd: tot en met 2015 gebeurde de bereikconsolidatie gedurende de zes dagen na de rechtstreekse uitzending van het programma, en dit werd in 2016 uitgebreid naar zeven, overeenkomstig wat gebruikelijk was in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.

Het minste wat we kunnen zeggen, is dat uitgesteld kijken de Belgische kijkers kon bekoren, zoals blijkt uit onze grafieken (van 2014 tot 2022). Aan Vlaamse zijde besteedde de doelgroep tussen 18 en 54 jaar in 2014 9% van hun kijktijd aan replay. Tot in 2020 steeg het aandeel van herhalingskijkers bij de 18-54-jarigen gemiddeld met meer dan 20% per jaar.

Nu het jaar 2022 achter de rug is, stellen we een tweede jaar van gematigde groei van het uitgesteld kijken vast in Vlaanderen en een stabilisatie aan de zuidkant. Een stop, misschien tijdelijk, of toch niet? Met 30% van de totale kijktijd in het noorden en 22% in het zuiden is timeshifted viewing intussen een fenomeen waar je niet naast kunt kijken.

Zitten we aan een plafond? Dat is wat de broadcasters zich moeten afvragen. Hoewel het ondertussen technisch onmogelijk is om door te spoelen en aldus reclame te vermijden nu van kracht is bij de belangrijkste access providers, dwingt het kijkgedrag dat almaar minder lineair blijkt tot drastische veranderingen in de commercialisering. En uitgesteld kijken is slechts één aspect hiervan, naast de on demand platformen en de manieren waarop die gecommercialiseerd worden.

Redactie: MM.