Internet dient soms (of vaak, afhankelijk van de job) om te werken: mails, self banking,… Daarnaast zijn er de entertainmentactiviteiten: audio, video, lezen, gamen of sociaal netwerken.
Kwartaal na kwartaal maakt de Global Web Index (GWI) het mogelijk om de evolutie van het gebruik op een min of meer nauwkeurige manier te volgen, met een onderscheid tussen de twee taalgemeenschappen. Tenminste op de leeftijdsgroep specifiek voor GWI: 16-64 jaar.
In 2019 is er weinig verschil tussen de twee regio’s wat betreft toegang tot internet (95% overal) en het belang van mobiele telefoons om te surfen (86% NL en FR). Ook het occasionele gebruik van de verschillende vormen van online entertainment (sociale media, pers, streaming video of audio, zonder gaming omdat dat niet noodzakelijkerwijs online gebeurt) is behoorlijk gelijklopend: een beetje meer sociale netwerken voor de Franstaligen, iets meer pers en videostreaming voor de Nederlandstaligen.
Het verschil inzake audiostreaming is het grootst en bedraagt 20% in totale penetratie. Maar het gaat hier niet noodzakelijk over frequent of intensief gebruik. Door in te zoomen op de “heavy” en “zware gebruikers” die door de GWI zijn gedefinieerd als diegenen die ten minste één uur dagelijks gebruik verklaren, blijken de Franstaligen systematischer ijveriger. Soms een beetje (online video), soms matig (pers en sociale media) en gevoelig (audio), met een verschil van 27% tussen beide taalgroepen, wat betreft Spotify, Soundcloud, Google Play Music, enzovoort. Online gebruik lijkt daarom over het algemeen minder te verschillen dan die in traditionele media, vooral bij tv- en radio.
Redactie: MM