Seen from Space: Is de evolutie van uitgesteld tv-kijken niet te stoppen?

FacebookTwitterLinkedIn

Al meer dan tien jaar wordt bij het meten van het televisiebereik ook de uitgestelde kijkduur meegerekend: aan de live kijkduur lineair wordt de uitgestelde kijkduur toegevoegd, of die nu nog dezelfde dag of enkele dagen later plaatsvindt. In dit opzicht is er het een en ander veranderd: tot en met 2015 betrof de bereikconsolidatie de zes dagen na de rechtstreekse uitzending van het programma, en dit werd in 2016 uitgebreid naar zeven, overeenkomstig de praktijken in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.

Het minste wat we kunnen zeggen is dat uitgestelde televisie populair is, zoals blijkt uit onze grafieken, die beginnen in 2014 en eindigen op 30 juni 2022. Aan Vlaamse zijde besteedden personen tussen 18 en 54 jaar in 2014 9% van hun kijktijd aan ‘replay’. Dit aandeel is in 2021 meer dan verdrievoudigd en uit de gegevens voor 2022 blijkt dat deze groei niet lijkt te stoppen: in de eerste maanden van dit jaar was iets meer dan twee derde van de tv-consumptietijd live, en bijna een derde ‘replay’. Dat is een record.

Ook in Franstalig Belgiƫ deed zich dit verschijnsel voor. Van 2014 tot 2021 kunnen we ook spreken van een verdrievoudiging van de uitgestelde kijktijd. Maar de niveaus die bij Franstaligen worden gemeten, zijn veel beperkter: in 2021 werd 22% van de tv-kijktijd aan uitgesteld kijken besteed. Opvallend is de perfecte gelijkheid tussen de verhoudingen van 2022 en die van het voorgaande kalenderjaar.

Heeft het Franstalige deel een plafond bereikt wat betreft de toename van uitgesteld kijken? Dit is een vraag die de betrokken broadcasters en regies zich indringend moeten stellen: iedereen weet immers dat niet-lineair kijken niet ideaal is voor het reclamebereik, ook al maken de distributeurs het nu onmogelijk om reclame door te spoelen.

Redactie: MM.