De Europese voetbalhoogmis is een zegen voor het live televisiebereik en een vloek voor alle zenders die het EK niet uitzenden.
Twee elementen maken de oefening nog moeilijker. Het ene is van conjuncturele aard. In 2021 lijken zowel Belgische als internationale adverteerders vooral belangstelling te koesteren voor twee soorten kanalen: digital en televisie. Het andere element is structureel: het uitgesteld televisiebereik en het ‘other screen usage’ nemen sterk toe, wat een negatief effect heeft op het aanbod. De reclame-inventaris krimpt dus, zeker aan Nederlandstalige zijde, waar geen enkele commerciële zenders de populaire voetbalwedstrijden uitzendt.
In het noorden zijn de 20 eerste dagen van juni 2021 een historisch dieptepunt inzake inventaris (als we het gemiddelde van 2018 op 100 indexeren, in bruto contacten op de bevolking 18-54 jaar). De vraagcurves gaan twee verschillende kanten uit. Ze stijgen voor het aantal spots of uitgezonden inlassingen en dalen voor de ‘delivery’, dus het daadwerkelijk afgeleverde aantal contacten bij de 18-54-jarigen. De reclameruis neemt dus aanzienlijk toe, in een poging de almaar onmogelijkere prestatiedoelstellingen te verwezenlijken. Zo is de commerciële televisie ondanks het feit dat hij uitverkocht is, het slachtoffer van zijn eigen succes.
De globale situatie is enigszins anders in het zuiden, waar de RTBF-zenders wel voetbal uitzenden, maar ze sluit wel aan bij die van het noorden als de openbare omroep uit de scope wordt gehaald. Uit onze grafieken blijkt dat de vraag ook enorm toenam in de herfst van 2020, meer bepaald in het zuiden van het land, maar dat er toen een relatieve parallel bestond tussen de evolutie van de delivery en die van de hoeveelheid uitgezonden spots. Het EK 2020 (uitgezonden in 2021) heeft de situatie blijkbaar zwaar verstoord.